vrijdag 23 oktober 2009

Atelierstudie periode 5

Beginnen in een nieuwe studierichting. Niet zomaar een; een richting die qua opzet heel anders is dan de richting waar ik vandaan kwam. Bij Illustratie werden zeer gestructureerde opdrachten gegeven plus de bijbehorende onderwerpen. Dat heeft wat; je weet precies waar je aan toe bent. (Veel werk.)
Zo niet bij Beeldende Kunst. De opdracht… verzin het zelf maar. Het onderwerp; idem. Meer vrijheid wordt nergens geboden, maar wat daarmee aan te vangen?
Het jaar werd gestart met een introductieopdracht. De bedoeling was een gewoonte of verslaving van jezelf te nemen en daar ‘iets’ mee te doen.
De gastdocent bijvoorbeeld, vertelde hoe hij vroeger de gewoonte had om met lego te spelen na het voetballen, terwijl zijn moeder een cake aan het bakken was. Tegenwoordig speelt hij niet meer met lego, maar met geluiden. Hij neemt dus zijn moeder mee naar musea om haar aldaar een cake te laten bakken terwijl hij rare elektronische geluiden produceert op zelfgemaakte instrumenten. De ruimte vult zich met de geur van versgebakken cake terwijl hij bezig is met zijn liefste hobby. Dit gevoel van nostalgie wil hij op de kijker overbrengen. Een project dat hij “Moederkoek” noemt.
De moraal van dit verhaal: doe vooral wat je niet laten kunt, dat levert het beste werk op. Het leek mij een goed advies voor de rest van het jaar.
Een gewoonte die ik niet kan laten is het pulken aan puistjes en wondjes, dode haarpuntjes, nagels en velletjes. Een slechte gewoonte, die voor littekens zorgt. Ik maakte daarom een jurk met allerlei aantrekkelijke dingen om aan te pulken –want jurken maken is ook altijd iets dat ik slecht kan laten. Geen slecht begin en erg leuk om te zien wat mijn klasgenoten voor vreemde gewoontes hebben en hoe ze daarmee aan de slag gaan.
Na deze introductieweek begon het echte werk en dat zorgde bij mij voor lichte paniek. Waar begin je aan als je alles zelf mag weten? Zal het goed zijn wat ik maak? Zou het wel ‘kunstig’ genoeg zijn? Ik had geen idee waar ik moest beginnen.
Het advies van de leraren luidde: verzamel alles wat je op je pad tegenkomt en kijk wat je ermee kan. Daarom begon ik maar gewoon met tekenen en het maken van foto’s.
In de 2e week bezocht ik een expositie in Rijswijk die me enorm inspireerde, de Textiel-biënnale. Hier werd werk van verschillende kunstenaars getoond die allemaal gebruik maken van textiel als middel, in de meest uiteenlopende vormen.
Dingen die ik erg mooi vond waren onder andere een serie gehaakte figuurtjes van Marita Krantz,

Een aantal dierlijk/erotische figuren van Lidy Jacobs

En een verzameling hoogst natuurgetrouwe insecten (gebreid!) van Saskia E.M. van Dijk.

Het opende voor mij de ogen voor de grote mogelijkheden van textiel.
Ook ik zette mij aan het haken, iets dat ik vroeger vaak deed en een techniek die iets ontspannends heeft. Je bent bezig en denkt verder nergens meer aan. Groot voordeel is dat je het ook gemakkelijk in de trein kan doen, zo kun je je vertragingen toch nog nuttig doorbrengen.
Sommige van de figuren die ik maakte schilderde ik ook.

Hoewel het goed was om mee te beginnen, merkte ik dat de mogelijkheden van het haken me toch nog te beperkt waren. Het leverde mooie dingetjes op, die zelfs wat potentiële kopers aantrokken – dat is natuurlijk niet slecht. Maar het was erg arbeidsintensief en het heeft een erg specifieke uitstraling en ik had nog geen goede reden om die in te zetten. Ook het schilderen van de figuren nodigde niet uit tot meer.
Tegen deze tijd werd een week lang een workshop gegeven in den Bosch voor alle 2e en 3e jaars van beeldende kunst. Hierover later meer. Tijdens deze workshop maakte ik een kostuum en trad ermee op. Het was erg goed om dit te doen, ik kreeg zin om meer kostuums te maken. Ik ontwierp dus nog enkele kostuums, maar ben er bij de meeste nog niet aan toe gekomen ze in het echt te maken. Ze staan echter in mijn dingen-om-te-doen-boek, dat inmiddels aardig vol staat. Voorlopig hoef ik mij niet te vervelen.
Ook ben ik bezig met een pop op ware grootte, d.w.z. zo groot als ik. Deels met het idee om ermee op de foto te gaan en deels om als paspop te gebruiken.
Het is een soort puzzel. Ik heb altijd gezegd dat ik niet van puzzelen hield, maar dat doe ik wel. Als ik zelf de stukjes maar kan maken. Op dit moment is de pop klaar op de handen en armen na. Ook moet ik ergens een –niet al te prijzige- vulling vandaan halen. Nu is het, mede dankzij de print, net een afgestroopte huid.


Ik ben van niets naar iets gekomen, dat stelt me gerust. Ik maakte me wat zorgen in het begin, maar ik heb wel bewezen dat ik mezelf bezig kan houden en zelfstandig een start kan maken. Ook heb ik niet het idee dat ik een achterstand heb op de anderen omdat ik van een andere richting kom.
Wel heb ik het idee dat ik nog maar aan het begin sta. Ik had al veel verder willen zijn, ik heb honderd ideeën en het gevoel dat ik er maar 2 kan uitvoeren. Maar ik ben nou eenmaal een beetje veeleisend. Ik moet maar gewoon accepteren dat het niet zo snel gaat als ik wel zou willen.
Bij de beoordeling waren de opmerkingen van de leraren dat ik goed bezig ben, doorzettingsvermogen toon en een brede start heb gemaakt waar ik veel aan heb voor de rest van het jaar. Ik zou me minder druk moeten maken over de ontwikkeling van mijn werk, die komt als ik me ergens aan vastgrijp. Bovendien zit er duidelijk een rode draad in mijn werk, die ik zelf ook zou kunnen zien als ik wat meer terugkeek, dat zou ik misschien wat meer mogen doen. Er zit een duidelijke tegenstelling tussen een softe en een harde wereld, een interessante tegenstelling om verder te onderzoeken.


Resultaat voor deze periode: 7/8

Geen opmerkingen:

Blogarchief