De eerste helft van het afstudeerjaar was een zware tijd. Het afstuderen dichtbij, dichtbij genoeg om er bang voor te worden, maar te ver weg om concrete plannen te maken. Wat te doen na de academie? Werk zoeken in deze barre tijden zonder hulp van subsidie? Geheel allenig de grote boze buitenwereld, die toch niet op mij zit te wachten, tegemoet treden? Maar daar voelde ik me nog helemaal niet klaar voor. Daarnaast zou het inmiddels prettig zijn om te begrijpen waar ik nou eigenlijk werk over maak. Wat is mijn standpunt? Mijn positie als kunstenaar? Waar gaat mijn werk over? Maar ook dat wist ik niet, noch kon ik het uitleggen. Twijfels en angsten maakten het moeilijker dan ooit om gewoon lekker, met plezier te werken.
Gelukkig deed de ‘artist in residence’ week in de fabriek veel goed. Een week lang had ons studiejaar de Fabriek tot haar beschikking. Om te gebruiken, in te slapen, te koken, te dansen, bier te drinken, de fietsen te lenen, verhaaltjes voor te lezen, maar vooral om te werken.
De Fabriek is een goed verstopt kunstenaarsinitiatief in Eindhoven. De naam zegt het al: een voormalige fabriek, die nu al meer dan 30 jaar kunstenaars een prachtige ruimte biedt om werk te presenteren. 2 ruimtes moet ik zeggen. De bovenste verdieping is een zaal met welhaast monumentale afmetingen, groot, hoog en licht. Daaronder ligt de kelder van een al even imposante grootte.
Al deze ruimte was te verdelen onder 24 man/vrouw. Zeeën van ruimte voor iedereen. Wat een verschil met de ateliers in Breda!
Een week is kort en het was de bedoeling dat er een expositie zou komen, beginnende op vrijdag. Weinigen van ons namen echter oud werk mee. Alles moest ter plekke verzonnen en gebouwd worden. Dit bracht een gezonde tijdsdruk met zich mee. Het was noodzaak voortvarend aan de slag te gaan. Desalniettemin liet ik me het eerste weekend vooral verleiden door de euforie die het beschikken over een zo’n grote ruimte met zich mee brengt. Met mijn klasgenoten rondjes rennend, mondharmonica spelend, mijn spullen overal verspreidend –gewoon omdat het kon- en al bierdrinkend bracht ik het eerste weekend door. De zwarte leeuwenmuts die ik de week ervoor gemaakt had kwam goed van pas en ging van hoofd tot hoofd, hilariteit brengend op een koude winteravond. Fijn: ik introduceer een van mijn werken in een kantine vol aangeschoten mensen en niemand hoeft zich te vervelen.
Ik kon pas echt van start met werken toen ik op de markt meters en meters stof had gekocht. Nog niet eerder was het belang van materiaal me zo duidelijk geweest. Deze vormt blijkbaar een grotere bron van inspiratie dan ik voorheen had gedacht!
Voortvarend ging ik aan de slag met.. spelen. Ik had inspirerende voorwerpen meegenomen en deze combineerde ik met de gekochte stoffen en de balken die de boog in het plafond in vorm hielden. Had ik een plan? Vagelijk: omdat mijn pas afgeronde scriptie hebzucht als onderwerp heeft, wilde ik dit als gegeven in mijn werk gebruiken. Ik had kort daarvoor rood als de kleur van de hebzucht bestempeld, dus wilde ik een installatie in rood maken. Een installatie, of, beter nog, een ruimtevullend kostuum. Dat was mijn plan. Dus had ik rode mandjes, schilmesjes, veren, nagellak en dergelijke verzameld. Helaas was er op de markt niet veel rode stof te krijgen. Jammer! Dan maar zwart.
Een etalagepop die een klasgenoot had meegenomen vond al snel een plekje in mijn werk. Dit maakte het mogelijk met de menselijke maat te werken zonder zelf model te hoeven staan of een vrijwilliger te vinden die het kostuum zou willen passen. Daardoor kon ik het werk rustig van een afstand bekijken. Zo werkte ik naar hartenlust.
Tot op de helft van de week de twijfel terugkwam. Hoe moest dat nu verder? Ik wist het even niet meer.
Normaal zou ik, als de twijfel insloeg, iets anders zijn gaan doen of zou ik zijn gaan piekeren, waardoor de kans op afstel alleen maar groter zou worden. Nu echter was daar helemaal geen tijd voor! Ik had al een halve week aan dit werk besteed en er was niet genoeg tijd om nog aan iets nieuws te beginnen. Bovendien zou dat zonde zijn van de moeite die ik al gedaan had. Vrijdag moest er iets op de expositie komen te staan en ik wilde dat het meer zou zijn dan een half voltooide schets of een afgeraffeld ideetje.
Dus nam ik me voor om door te gaan met wat ik op dat moment had. Ik zou me slechts daarop richten en er alles aan doen om daarvan iets te maken waarover ik tevreden zou kunnen zijn.
En dat werkte!
Ik schoof, veranderde, naaide, positioneerde net zo lang tot ik, al kijkend naar het beeld, een gevoel van tevredenheid voelde opkomen.
Op dat moment had ik voor me een menselijke vorm, een vreemd vrouwelijk wezen in een theatraal kostuum met gouden knopen. Tenminste, dat was het aan de voorkant. Een blik aan de achterkant bood een andere aanblik: door een gordijn van rood kant was een tafereel te zien, verlicht door een kitscherige rode lamp. Wie een blik door dit gordijn wierp zag een koffer, met daarin een aantal vreemde voorwerpen, verzameld in de loop van de week. Een avocado met een deuk, een zwarte olietrechter, een schilmesje, een rood geschilderd bot en een lelijke mint-kleurige speelgoedpony. Daarachter waren de benen van de etalagepop te zien, gehuld in kousen met een rode rand, een parelketting hing daartussen naar beneden en een Javaans masker stak zijn tong naar de toeschouwer uit.
Een kostuum dat tegelijkertijd een installatie is!
Waarom deze specifieke verzameling? Simpelweg om de toeschouwer te verleiden, te verwarren en af te schrikken. Tegelijkertijd. Dit is de macht van de vreemde vrouwelijkheid, die mij inspireert, want de vrouw is een verleidelijk, maar ook een belachelijk wezen en we moeten ons niet blind staren op haar sexy schoonheid. Even zo groot zijn haar vermogens om af te schrikken en om humor ten toon te spreiden. Als ik een verklaring voor het werk zou moeten geven, dan zou dat het zijn. Maar eerlijk gezegd dacht ik daar helemaal niet over na toen ik bezig was. Ik heb niet van tevoren bedacht dat het zo zou moeten zijn. Het is zo gekomen.
Maar dat maakt het misschien ook wel zo goed. Deze week heeft me geleerd dat ik gerust kan vertrouwen op mijn vermogens als beeldenmaker. Zolang ik hard werk en alles doe om een beeld te maken dat ik zelf goed vind, dan komt het goed. Als de twijfel dan inslaat moet ik gewoon doorwerken, is de boodschap. Niet piekeren, niet iets anders gaan doen, geen uitvluchten. Nergens voor nodig.
Zo werd het, naast een hilarische week op schoolkamp vol stomme dansjes, gekke gesprekken en fijne momenten ook een bijzonder leerzame week. Een week die mijn zelfvertrouwen, na een periode van twijfel en narigheid, veel goed heeft gedaan.