vrijdag 19 maart 2010

Minor Keramiek en Glas

De minor-periode brak aan, een periode ter aanvulling en verbreding van de hoofdstudie. De afwisseling was mij welkom, want ik zat met mijn werk op een punt waarop ik niet goed wist hoe ik verder moest. Het beste leek het me om iets heel anders te doen, zodat mijn werk even stil kon rusten en ik er later met een frisse blik naar zou kunnen kijken.
Ik koos voor deze specifieke minor omdat het aanbod van minors me eigenlijk wat teleur stelde. Er was geen minor waar ik in eerste instantie dolenthousiast van werd. Deze minor leek me nog het interessantst, door de kans om met een materiaal te werken waar je normaal gesproken niet zo snel mee in aanraking komt: glas. Een materiaal waar mooie dingetjes van te maken zijn, zoals glazen flesjes. Een materiaal met een simpele samenstelling en met verschillende toepassingen. Met het keramiekgedeelte hoefde ik niet zoveel, maar glas, glas! Dat leek me mooi en daardoor liet ik me verleiden.

Achteraf gezien had ik mijn keuze wat beter kunnen overwegen, dan had ik misschien iets gekozen dat beter bij mijn ambities aansluit en dan had ik mezelf zekere ergernissen en teleurstellingen kunnen besparen. Maar ja, dat is achteraf.
Hier een aantal dingen die ik heb geleerd over het werken met glas.
- Glas smelt op een zeer hoge temperatuur, variërend van 700 tot 1100 graden. Het moet langzaam smelten en langzaam afkoelen, anders barst het. De oven dient daarvoor minstens 2 dagen aan te staan en zolang moeten de werkstukken ook gekoeld worden in een langzaam afkoelende oven. Ik dacht dat glas een heel zuinig en milieuvriendelijk materiaal was, maar dat valt door alle energie die er bij het maakproces verstookt wordt reuze tegen.
- Glasblazen doe je nooit alleen. In een glasblazerij zijn zeker twee of drie mensen aanwezig die assisteren waar nodig. ’s Ochtends besluiten “vandaag ga ik eens lekker glasblazen” gaat dus niet zomaar. Ik heb dan ook niet zelf mogen blazen, we bespraken onze ideeen met de glasblazer en zij voerde dat zo goed mogelijk uit terwijl wij alleen maar hulpeloos konden toezien.
- Het maken van een mooi glazen muiltje is onmogelijk! Ik was niet de enige die het heeft geprobeerd en ook niet de enige wie het niet gelukt is. Denk daar maar aan als je nog eens naar Assepoester kijkt!
- Meerdere vormen zijn bijzonder moeilijk om in glas te maken. Eigenlijk heeft het werken met glas een hoop beperkingen, die je moet weten te omzeilen. Glas kan aan de blaaspijp gevormd worden, met behulp van tangen en scharen, maar je kan het ook in een mal blazen. Omdat het blazen in een mal de grootste controle over de vorm beloofde heb ik dat gedaan, maar een geschikte mal maken is ook een kunst. Hij moet goed lossend zijn zodat de vorm niet in de mal blijft steken als hij geblazen is. Er moet een opening zijn waar het glas door kan. Een glazen werkstuk heeft altijd ergens een gat. Voor een vaas is dat niet erg natuurlijk, maar het maken van een vaas was niet mijn doel.

Al deze dingen kwam ik te weten tijdens deze periode en ze verklaren wellicht mijn teleurstelling.
Nog meer teleurstelling over het feit dat we weinig glas konden blazen en vooral veel met keramiek bezig waren. Als ik wat meer vooronderzoek had gedaan had ik dat kunnen verwachten. Een hele periode boetseren en gipsmallen maken… in de 3e week stond het me zo tegen dat ik er over dacht een andere minor te gaan doen.

Daarbij kwam nog het feit dat de minor in Den Bosch plaats vond. Ik had niet gedacht dat het verschil in locatie zoveel uit zou maken, maar de sfeer was er toch echt anders dan in Breda. De academie in Den Bosch is gehorig, koud en het ruikt er onfris. Zo, dat mag wel eens gezegd worden. Het enige voordeel was de kortere reistijd.

Niet alleen technisch, maar ook inhoudelijk was het een moeilijke periode. Er zijn een hoop mooie dingen te maken van keramiek en glas, maar mooie dingen maken is niet het vooraanstaande doel van de hedendaagse kunstenaar, het gaat om het concept. Om een mooie bloempot te maken hoef je geen kunstenaar te zijn, je zult meer dan dat moeten bieden.
Ik kwam in de minor met het idee om een soort figuur te maken, bestaande uit losse onderdelen, maar de plannen die ik had leken me te moeilijk om in glas uit te voeren. In het begin heb ik een paar onderdelen gemaakt en geprobeerd om daar een mal van te maken maar dat mislukte jammerlijk.

Daarna besloot ik me te concentreren op het vrouwenbeen. Het been is het gedeelte van het lichaam dat ik het leukste vind om te tekenen en dat ik het mooiste vind. Het been maakt de vrouw. Ook houd ik van beenbedekking zoals kousen, panty’s, laarzen en schoenen. Door me daartoe te beperken dacht ik dat het uiteindelijk allemaal wel vanzelf zou gaan. Niets bleek minder waar.
Want waarom nou dat been? Waarom vind ik dat zo mooi en waarom doet dat er eigenlijk toe? Waarom is mooi zo belangrijk?
Het been is een heel plastisch gegeven en inhoudelijk zit er niet veel achter. Ik heb geen speciale affiniteit met benen anders dan dat ik ze mooi vind. Er zijn zoveel dingen die ik mooi vind en als ik die als onderwerp had gekozen was ik er waarschijnlijk net zo weinig mee opgeschoten.


Ik realiseer me dat het er na dit geklaag op lijkt alsof deze minor een negatieve ervaring is geweest. Dat is niet zo. Uiteindelijk toch niet. Het been, daar heb ik mee geworsteld en ik heb de betekenis ervan niet kunnen achterhalen. Nu ik terugkijk denk ik dat die er ook niet was, maar dat zag ik niet omdat ik er midden in zat. Nu weet ik waar het fout is gegaan en hoe ik deze fout in het vervolg kan voorkomen. Het is zo simpel dat je er gewoon overheen kijkt: de dingen die je het meest aan het hart gaan zijn de juiste dingen om te behandelen.
Daarnaast heb ik veel geleerd over het materiaal, de mogelijkheden en onmogelijkheden ervan. Ik heb met verschillende technieken geëxperimenteerd en drempels overwonnen. Ik heb gipsmallen gemaakt. De meeste daarvan zijn mislukt, maar een paar zijn geslaagd. Ik heb geboetseerd met verschillende soorten klei. Ik heb met gietklei gewerkt. Ik heb glazuur aangemaakt en toegepast. Van glas weet ik nu globaal wat tot de mogelijkheden behoort. Ik betreur het dat ik niet iets heb kunnen maken waar ik echt tevreden over ben, of iets dat beter binnen mijn atelierstudie past, maar dat kan ik altijd nog maken. Nu weet ik hoe het moet.
Ik weet nu dat de beperking tot één soort materiaal me hindert. Het belangrijkste is om een -sterk- idee als basis te hebben, de keuze voor een materiaal komt daaruit voort. Omdat elk materiaal een eigen uitstraling heeft kan je niet van tevoren zeggen of het voor een idee geschikt is. In deze periode heb ik andersom gewerkt.
Het materiaal was het startpunt en daar probeerde ik koortsachtig een idee bij te vinden, wat uiteindelijk niet werkte. In het vervolg zal ik dat dus niet meer doen, maar wellicht dat ik nog eens iets met keramiek zal doen, want zoals ik al zei; nu weet ik hoe het moet.


Wie heeft er op zijn vensterbank nog ruimte voor een mooie lelijke schoenvaas?

Resultaat voor deze periode: 7

Blogarchief